Reis van Patrick
A thousand kisses deep …
Er lijkt in mijn hersenen altijd een apart kanaal te zijn waar 'de radio' aan staat, alsof er altijd een muziekje in mijn hoofd zit. Soms even, soms dagenlang. De muziek, maar ook zeker de combinatie met de instrumenten hebben mij tijdens de reis naar hele mooie plaatsen gebracht. De combinatie in deze met de oceaandrum misschien? Maar dan zit ik weer in mijn hoofd.
Ik heb gedanst, veel en oneindig, met mijn lichtlichaam, zonder fysieke beperkingen, zonder zwaartekracht, zonder tijd. Leonard Cohen nam me mee de diepte in van de oceaan. Zo mooi, warm, liefdevol, ritmisch … één. Woorden schieten bijna te kort, maar hier toch een kleine uitwerking van een tijdloze krabbel. Mijn lichtlichaam werd door mamma-aya draaiend, dansend mee naar beneden gezogen. Meebewegend met de stromingen bereikte ik de rotsen in de diepte. Het licht van boven danste met de golven van boven mee over de rotsen en gaven zo de geheimen bloot van de diepte. De rotsen, dichtbegroeid met leven. Vele kleuren anemonen dansten mee op het ritme van de zee. Wieren reikte naar boven, hun zuurstof bellen langs zich heen laten glijden naar boven, naar het licht, alsof de plant zijn best deed te groeien en deze bellen te volgen tot aan de oppervlakte. Visjes in allerlei kleuren en gemoedstoestanden … sommige nieuwsgierig, andere zochten de veilige beschutting, kleintjes dansten spelend rond de bellen van de wieren en scholen kwamen bijna onverstoorbaar langs en vervolgden hun weg langs de rotsen. Mijn lichtlichaam werd meegetrokken door de stroming van een school. De rots voorbij, naar de volgende … Tussen de rotsen kwam ik bij mossige pilaren, sommige vooral aan de buitenrand als stalagmieten, maar vele uitgehouwen of als bewerkte stenen op elkaar geplaatst. Romeinse, Griekse pilaren … zoiets. Ik danste verder, draaiend om de pilaren en bewonderde het mossige leven dat zich er in de loop der tijd op had afgezet en alles danste mee op hetzelfde ritme van de zee. Ik danste verder, dieper en het werd steeds donkerder. Hoe verder ik kwam hoe meer de pilaren vormen van bouwwerken begonnen te krijgen, alsof ze met elkaar in verbinding stonden.
Ik kreeg het gevoel in een ruimte te zijn, waar het licht nauwelijks nog doordrong en de golven geen invloed meer hadden, alleen een zachte stroming richting de duisternis … Maar daar was iets, ik voelde het en gleed voorzichtig, een beetje angstig maar nieuwsgierig naar de donkerste hoek van de ruimte en het ritme waarop ik danste verstomde langzaam. Een schimmig licht leek uit de verte te komen, van nog dieper. De lichte angst, die van “de weg niet meer terug kunnen vinden” verdween en met een grote nieuwsgierige duik richting dat schimmige licht kwam ik terecht in een oude wereld vol bouwwerken, huizen die wel tempels leken. Daken waren lang en puntig en uit ringen opgebouwd. Vele vormen waren rond en zwevend boven de stad die vanuit de rondingen van de rotsen rondom steeds sierlijker en imposanter werd kwam ik uit bij een rond plein. Geen van de vormen of bouwwerken kan ik ergens mee vergelijken, alsof de daken bewerkte stalagmieten waren. De stad was, of voelde verlaten, aan de erosie te zien al geruime tijd maar toch was het verval minimaal, alsof er toch nog iets van onderhoud plaats vond. In het midden van het plein stond een bouwwerk wat leek op een fontein, met vele ronde vormen op en om elkaar. Het voelde als een heilige plaats, of een bron. Rond die bron, op en om de randen van de 'fontein' nam ik leven waar, meer voelend dan zien, in de vorm van lichtwezens, vrouwelijk in lange gewaden van water wat leek te stromen evenals hun haar. Zij leken onaantastbaar door tijd, maar duizenden jaren oud. Een snelle waarneming van elkaar … en het verdween.
De lichtwezens, de bron, de stad, de rotsen en het water. Ik kwam weer even terug op de aarde, in de ruimte, in mijn fysieke lichaam … even … om me vervolgens weer door mamma-aya mee te laten nemen op een volgend stuk van mijn reis.